In de eerste plaats natuurlijk omdat hij in de ons omringende talen ontbreekt. Het Frans en het Engels hebben hem helemaal niet; het Duits heeft wel een ch-klank, die er een beetje op lijkt. Die klank klinkt niet op plekken waar wij een g gebruiken: je hoort hem niet in gut (‘goed’), maar wel in ich (‘ik’).
Maar vooral is de g zo bijzonder omdat die letter overal in Nederland en Vlaanderen anders wordt uitgesproken. Dat komt door de geschiedenis ervan. Want waarschijnlijk klonk de oorspronkelijke g-klank diep in de Middeleeuwen ook in ons taalgebied als die van het Duitse gut of het Engelse good. Je maakt die klank door je mond achterin heel even af te sluiten met de achterkant van je tong.
Op een bepaald moment is er iets aan die klank veranderd: men sloot de mond niet langer helemaal af, maar liet door een nauwe opening wat lucht stromen. Dat is de ruisklank van de Nederlandse g.
Waar die ruis precies gemaakt werd, begon vervolgens te variëren. De nauwe opening werd meer naar voren of juist meer naar achteren gemaakt. Die paar millimeters verschil in de nauwe holte van onze mond maken het verschil tussen de harde en de zachte g, en alles ertussenin.
De kaart hieronder is eigenlijk te simpel: hij toont vlakken alsof er een duidelijke grens is tussen een zachte en een harde g. Feitelijk kunnen mensen op bijna iedere plaats in de mond de ruisklank maken, en daarom zijn er ook hardere en zachtere g’s op andere plekken in dit gebied.
De data komen uit historisch dialectonderzoek; zie Onzetaal.nl/streektalen.
De zachte g wordt voor in de mond gevormd. Sprekers met een zachte g horen een verschil tussen chloor en gloor; sprekers met een harde g horen dat onderscheid meestal niet. Het verschil is – voor sprekers met een zachte g – dat je bij de g je stembanden laat trillen en bij de ch niet. Maar als je het geruis meer naar achteren maakt, is die stembandtrilling lastiger te produceren én lastiger te horen. In de oren van sprekers met een zachte g klinkt de harde g dan ook als een ch: ‘Choed zo!’ Hoe meer naar achteren in de mond je een g-klank maakt, des te ‘harder’ is hij. En dat is ook te verklaren: er is een groter stuk van de mond dat als klankkast kan dienen. |
Alsjeblieft!
Dit artikel uit het september/oktobernummer (2024) van Onze Taal kreeg je cadeau.